Louis Paul Boon (1912 – 1979) was een Aalsters (Erembodegems) schrijver van onder meer poëzie, romans, novellen, pornografie, cursiefjes (Boontjes), kunst- en literaire kritieken. Daarnaast was hij kunstschilder. Hij is vooral bekend van de De Kapellekensbaan (1953) / Zomer te Ter-Muren (1956) en van Menuet (korte roman, 1955).
De Kapellekensbaan of de 1ste illegale roman van Boontje) wordt algemeen erkend als zijn meesterwerk waarmee het, samen met het volgende en ermee verbonden Zomer te Ter-Muren uit 1956, wel eens de Bijbel van de anarchist genoemd wordt.
Na zijn eerste publicatie veroorzaakte de roman veel opschudding vanwege het onorthodoxe karakter van vorm en inhoud en het eigenzinnig taalgebruik. Nu wordt hij als een der hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur beschouwd. Zeker na het verschijnen van de Engelse vertaling van De Kapellekensbaan in 1972 werd Boon beschouwd als een ernstige kandidaat voor de Nobelprijs voor literatuur (die hij uiteindelijk niet kreeg).
Het verhaal speelt zich af in de 19e eeuw en – door een nevenconstructie waarbij de verteller ook over zijn eigen werkelijkheid schrijft tegelijkertijd – ook in de 20e eeuw. Een brutaal en ambitieus burgermeisje, Ondine genaamd, probeert op allerlei manieren te ontsnappen uit het grauwe fabrieksstadje Aalst (“de stad van de twee fabrieken waar het altijd regent, zelfs als de zonne schijnt”), maar mislukt daar telkens in.
Boon creëert in deze roman een aantal bonte figuren die als commentators optreden zoals Tippetotje de schilderes, de Kantieke Schoolmeester, Mossieu Colson ‘van tminnesterie’, Kramiek en Boons alter ego, de dichter en socialist Johan Janssens.
Boon schrijft sprankelend, meevoerend proza dat toch nergens geforceerd aanvoelt, en waarbij hij het experiment niet schuwt. Zo wordt de levens- geschiedenis van Ondine voortdurend onderbroken door anekdotes, commentaren en kritieken en het boek is opzettelijk chaotisch geconstrueerd.
Boons roman behoort tot wat het subjectieve realisme genoemd wordt.